De krapte op de woningmarkt speelt in sommige regio’s van Nederland al decennia. Buiten de problemen voor studenten om een kamer te vinden en voor starters om een woning te kopen zijn er ook problemen in de sociale huursector. De wachttijden lijken almaar langer te worden, en dat terwijl het kopen van een eigen huis of huren in de particuliere sector voor velen onbereikbaar is en men dus aangewezen is op de sociale huur. Het alternatief is eeuwig in een studentenkamer wonen of weer bij papa en mama intrekken.
Ik wil graag één van de problemen in de sociale huursector aankaarten waar ik eigenlijk nooit wat over hoor in de discussie over de woningmarkt, en dat is de vorm van ruimtelijke scheefheid waarbij een huishouden in een te grote woning woont: onderbezetting dus.
Ik spreek uit eigen ervaring want na de scheiding van mijn ouders kwamen mijn moeder, zusje, en ik in de sociale huur terecht. Eerst in een wat oudere 4-kamer woning (een woonkamer en 3 slaapkamers). De woning links van ons werd bewoond door een stel zonder kinderen, de woning rechts werd bewoond door een alleenstaande oudere vrouw. Na een handvol jaren verhuisden we naar een betere sociale huurwoning. In deze straat werden toen veel van de 5-kamer woningen (een woonkamer en 4 slaapkamers) bewoond door slechts 1 of 2 mensen. Mijn moeder woont ook al sinds 2006 in haar eentje in zo’n sociale huurwoning en heeft nu dus al meer dan 15 jaar lang 3 extra kamers.
Ik vroeg me af of mijn oude buurt een uitzondering is of dat onderbezetting in de sociale huursector een landelijk fenomeen is van grote omvang. Ik heb hiervoor contact gezocht met de overheid en heb data ontvangen uit het WoON 2018 rapport (zie figuur hieronder; zie bijlage voor uitleg hoe ik de data geanalyseerd heb alsmede voor tabellen en extra grafieken).
We kunnen dan zien dat 59.7% van de huishoudens in de sociale huursector een woning bewoond waarin men 1 of meer extra kamers heeft, dus meer kamers dan een woonkamer plus een slaapkamer voor elke bewoner. Het gaat dan om 1.251.952 huishoudens die een woning onderbezetten.
Van de bijna 2.1 miljoen sociale huurwoningen zijn er 1.25 miljoen onderbezet met in totaal 1.86 miljoen extra kamers.
Dit is mijns inziens een grote verspilling van woonruimte en dat terwijl de nood in grote delen van het land hoog is. De sociale huursector zou niet automatisch voor het leven moeten zijn, laat staan een specifieke sociale huurwoning. Er zou doorstroming moeten zijn in de sociale huur. Er moet opstroming zijn naar een grotere woning als er kinderen zijn gekomen (binnen limieten, natuurlijk), en dan afstroming naar een kleinere woning als de (meeste) kinderen het huis uit zijn en men nog steeds een kleine beurs heeft. En natuurlijk zou er verplichte uitstroming moeten zijn voor mensen zodra ze meer verdienen dan de inkomensgrens (de zogenaamde scheefwoners).
Waarom worden bewoners in de sociale huursector niet regelmatig geëvalueerd om te kijken of de woonnoodzaak veranderd is? Nu trek je aan de bel als je met teveel personen in dezelfde woning zit omdat je kinderen heb gekregen. Echter komt er jaren later niemand kijken of je huishouden nog voldoet aan het profiel voor de woning. Dit in tegenstelling tot sommige sociale studentenhuisvesting: ik had een campuscontract waarin stond dat ik uiterlijk 6 maanden nadat ik geen student meer was weg moest zijn uit mijn studentenstudio in Amsterdam. Dit was natuurlijk terecht, om de doorstroom te garanderen. In het Verenigd Koninkrijk proberen ze wat aan de onderbezetting te doen middels de ‘bedroom tax’: als je extra kamers hebt wordt je gekort op je ‘housing benefit’ (een subsidie die maximaal je hele huur dekt).
Laat de sociale huursector zich richten op het uitzetten van scheefwoners, op het ruilen van huishoudens die meer kamers nodig hebben met huishoudens die extra kamers hebben, op het bouwen van flats met 1 of 2 slaapkamers, en op het verkopen of opsplitsen van grote sociale huurwoningen als blijkt dat daar een overschot aan is (zie dit artikel in De Correspondent). Alleenstaanden en stellen zonder (thuiswonende) kinderen kunnen dan, mits ze nog steeds onder de inkomensgrens zitten, in zo’n kleinere woning gaan wonen. De eengezinswoningen die deze mensen nu onderbezetten komen dan vrij voor gezinnen. Nieuw te bouwen kleine appartementen kunnen dan ook wat gedeelde, extra voorzieningen hebben zodat bewoners daar tot op hogere leeftijd kunnen blijven wonen.
De sociale huur is een schaars goed en de wachtlijsten zijn momenteel enorm lang in grote delen van het land (de regio’s waar de meeste banen zijn). (Het feit dat er anno 2022 nog steeds geen nationale wachtlijst is voor de sociale huur helpt natuurlijk ook niet!) Het is niet sociaal om als alleenstaande of stel in een sociale huurwoning te wonen van een formaat geschikt voor een gezin terwijl gezinnen jaren, zo niet 10+ jaar moeten wachten op een passende woning. Als sociale huurwoningen optimaler en eerlijker benut worden kunnen we veel meer mensen die dat nodig hebben sociaal huisvesten.
Bijlage met rekenuitleg
Excel data bestand met tabellen en grafieken